Wetsvoorstel grondgebondenheid: de hoofdpunten

 
Wetsvoorstel grondgebondenheid: de hoofdpunten
Gepubliceerd: 24-11-2025, laatst gewijzigd: 24-11-2025

De nieuwe initiatiefwet over grondgebondenheid en mestafzet moet wettelijk regelen dat melkveebedrijven over voldoende grond beschikken voor hun vee en mestproductie. De VLB-kantoren Flynth, aaff en Countus bundelden hun krachten om het voorstel voor u te analyseren en samen te vatten. 

Tweede Kamerleden Grinwis (ChristenUnie) en Holman (Nieuw Sociaal Contract) kwamen eind deze zomer met hun initiatiefwet over grondgebondenheid en mestafzet. Met dit voorstel komen de indieners met een duidelijke visie voor de Nederlandse landbouw. En willen ze langdurige zekerheid en duidelijkheid bieden aan boeren. Bijkomend voordeel is dat Nederland hiermee ook kan voldoen aan de afspraak met Brussel voor een volledig grondgebonden melkveehouderij vanaf 2032.   

Grondgebondenheid en doelsturing 

De internetconsultatie leverde 161 reacties op het wetsvoorstel op. De reacties op het voorstel liepen sterk uiteen, van uiterst positief tot stevig kritisch, met redelijke voorspelbaarheid vanuit welke hoeken welk type reactie kwam. Of het wetsvoorstel, in combinatie met de huidige regelgeving, een echte oplossing voor diverse milieuproblemen biedt, zal nog moeten blijken. Helder is dat veel Kamerleden inmiddels voelen voor een vorm van grondgebondenheid, gecombineerd met doelsturing.  

Met deze samenvatting brengen we in beeld wat de belangrijkste veranderingen zijn voor melkveehouders. In een apart artikel analyseren we wat het wetsvoorstel betekent voor melkveebedrijven.  

Twee typen gebieden 

Het wetsvoorstel verdeelt Nederland in twee verschillende typen gebieden:   

  1. De Agrarische Hoofdstructuur 
    De focus ligt hier op voedselproductie. Hier geldt een graslandnorm van minimaal 0,2 hectare grasland in 2028, oplopend naar 0,35 hectare grasland of rust- of vanggewas per GVE in 2034.  

  1. Maatschappelijke Landbouwgebieden  
    In deze gebieden is sprake van een combinatie van functies, bijvoorbeeld landbouw en natuur. In 2034 geldt hier een maximale veebezetting van 1,5 GVE per hectare. Veehouders die aan deze norm voldoen, kunnen via het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) een vergoeding van 1.000 tot 2.500 euro per hectare per jaar ontvangen. Veehouders in zo’n Maatschappelijk Landbouwgebied mogen er ook voor kiezen om de graslandnorm te hanteren die geldt binnen de Agrarische Hoofdstructuur. Ze ontvangen dan echter geen jaarlijkse maatschappelijke betaling.  

De indieners van het wetsvoorstel verwachten dat ongeveer twee derde deel van de grond in Nederland gaat vallen onder de Agrarische Hoofdstructuur en een derde deel onder de categorie Maatschappelijk Landbouwgebied. De provincies gaan deze verdeling vaststellen, in overleg met het Rijk. De verdeling wordt opgenomen in de Omgevingswet.  

 


De graslandnorm 

De graslandnorm in het wetsvoorstel geeft aan hoeveel hectare grasland, rust- en vanggewassen een bedrijf minimaal moet hebben per GVE. Zo betekent een norm van 0,35 hectare grasland per GVE dat een bedrijf met 100 GVE minstens over 35 hectare grasland, rust- en vanggewassen moet beschikken. In het wetsvoorstel is een staffel opgenomen voor de omrekening van melkkoeien met een bepaald melkproductieniveau naar GVE. Ter indicatie: op basis van deze staffel staat 1,0 GVE voor een melkkoe met een melkproductieniveau van 8.125 tot 8.624 kilogram melk. De uitersten in de tabel: een koe met een melkproductieniveau onder de 5.625 kilogram staat voor 0,785 GVE en een koe met een melkproductie boven 12.624 kilogram staat voor 1,31 GVE.  Een pink telt mee voor 0,53 GVE en een kalf telt voor 0,23 GVE.   


Welke grond telt mee? 

Voor de graslandnorm telt mee: 

  • gebruikt areaal tijdelijk en blijvend grasland 

  • vang- en rustgewassen (nog niet duidelijk op basis van welke lijst)  

  • landgebruik bij andere agrariër (bijvoorbeeld akkerbouwer) tot 25 kilometer van het bedrijf 

Voorstel normen    

  • vanaf 2028: 0,20 hectare per GVE 
  • vanaf 2030: 0,25 hectare per GVE 
  • vanaf 2032: 0,30 hectare per GVE 
  • vanaf 2034: 0,35 hectare per GVE 

Verminderen mesttransport 

Het wetsvoorstel beoogt het aantal mesttransporten te verminderen. Daarvoor is een afstandslimiet van vijftig kilometer vanaf het boerenerf opgenomen. Die afstandslimiet geldt niet als de afvoer binnen de vervoersregio blijft. Zo moet de geproduceerde mest zoveel mogelijk worden afgezet binnen de eigen regio. Er komen drie regio’s voor mesttransport:  

  • Regio Noord (Friesland, Groningen, Drenthe) 

  • Regio Midden (Overijssel, Gelderland, Flevoland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland - minus Goeree-Overflakkee)  

  • Regio Zuid (Noord-Brabant, Limburg, Zeeland plus Goeree-Overflakkee) 

In 2030 is een evaluatie gepland over de werking en effectiviteit van deze indeling. Een eventuele herziening is dan mogelijk. Wellicht zorgen de ontwikkelingen rondom kunstmestvervanger Renure voor een nieuwe situatie.      

Meer weten? 

Flynth en de VLB-kantoren maakten ook een analyse over de gevolgen van deze initiatiefwet voor de melkveehouderij. Die bevindingen leest u hier. Meer weten? Maak gebruik van het contactformulier of neem contact op met uw adviseur van Flynth.

Hebt u een vraag over dit artikel?

Stel uw vraag via het onderstaande formulier en dan nemen wij contact met u op.
 

Nieuws

Geschreven door: