Hogere bruto geldstroom boven 100 melkkoeien

 
Hogere bruto geldstroom boven 100 melkkoeien
Gepubliceerd: 21-05-2021, laatst gewijzigd: 24-01-2024

Flynth analyseerde de verschillen in bedrijfsresultaten over 2020 bij verschillende bedrijfsomvang. De bedrijven zijn ingedeeld in de groep tot 100 melkkoeien, van 100 tot 150 melkkoeien, van 150 tot 200 melkkoeien en boven 200 melkkoeien. Bedrijven boven de 100 melkkoeien realiseerden per kilogram melk een 2 cent hogere bruto geldstroom en meer ruimte voor aflossing en reservering.   

De gemiddelde melkproductie over alle bedrijven lag op 9.100 kg per koe. De bedrijven tot 100 melkkoeien realiseerden een gemiddelde productie van 8.841 kg per koe. In de groepen met meer dan 100 koeien, lag de gemiddelde melkproductie op ruim 9.300 kg per koe.

Opbrengsten

De gemiddelde melkprijs inclusief nabetaling en toeslagen lag net boven de 37 cent. Hoe groter de bedrijfsomvang, hoe lager de gemiddeld gerealiseerde melkprijs in de groep. De bedrijven in de groep tot 100 melkkoeien realiseerden met 37,27 cent de hoogste melkprijs. De bedrijven boven 200 melkkoeien realiseerden met 35,84 cent de laagste melkprijs. Oorzaak zijn de lagere gehaltes in de melk en relatief minder weidetoeslag op de grote(re) bedrijven. Kleinere bedrijven halen naast de hogere melkprijs ook iets meer overige bedrijfsopbrengsten per kg melk.

Toegerekende kosten

Over alle bedrijven komt het gemiddelde niveau van de krachtvoerkosten per kg melk met 7,96 cent inmiddels op bijna 8 cent per kg melk. De verschillen tussen kleinere en grotere bedrijven zijn op dit punt niet groot. De totale voerkosten inclusief natte bijproducten, melkproducten en ruwvoer komen gemiddeld op 11,54  cent per kg melk. Grotere bedrijven voeren relatief meer natte bijproducten en kopen meer ruwvoer aan. 

Op de kleinere bedrijven worden per kg melk meer kosten gemaakt voor diergezondheid en fokkerij. Het verschil in veekosten tussen kleinere en grotere bedrijven bedraagt zo’n 0,75 cent per kg melk. De hogere melkprijs op de kleinere bedrijven zorgt ondanks meer veekosten, toch voor hogere saldo’s van opbrengsten minus toegerekende kosten per kg melk op de kleinere bedrijven.

Vaste kosten

Grotere bedrijven realiseren relatief lagere gebouwenkosten. Het verschil tussen bedrijven tot 100 koeien en boven 200 koeien bedraagt 1,61 cent per kg melk ten voordele van de grootste bedrijven.

De kosten voor machines en werktuigen liggen op grotere bedrijven juist een fractie hoger. Schaalvoordelen zijn hier dus niet rechtstreeks zichtbaar. Echter, voor een goed beeld moeten de mechanisatiekosten samen met de loonwerkkosten worden beoordeeld. Bedrijven tot 100 melkkoeien realiseren een kostenniveau van 5,62 cent per kg melk voor loonwerk + mechanisatiekosten, terwijl de grootste bedrijven hier met 4,75 cent toch in het voordeel blijken te zijn. 

Op bedrijven tot 100 melkkoeien worden de werkzaamheden bijna volledig met eigen arbeid verricht. Gemiddeld wordt er op jaarbasis 1.800 euro aan betaalde arbeid uitgegeven, omgerekend 0,27 cent per kg melk. Op de bedrijven boven de 150 melkkoeien wordt ongeveer een cent per kg melk aan arbeid ingehuurd. Voor de groep grootste bedrijven is dit ruim 24.000 euro op jaarbasis, oftewel maandelijks zo’n 2.000 euro. 

Bij de algemene kosten blijkt duidelijk het effect van schaalvoordelen: naarmate bedrijven groter worden, dalen de algemene kosten per kg melk. Bedrijven tot 100 melkkoeien geven 2,67 cent per kg melk uit en de groep boven 200 koeien betaalt 1,44 cent per kg melk.

Bij het huidige lage renteniveau betaalt de groep grootste bedrijven wekelijks zo’n 1.000 euro rente per week of 53.000 euro op jaarbasis.  Omgerekend per kg melk zijn de verschillen in renteasten tussen de kleinere en grotere bedrijven beperkt en variëren deze tussen de 2,19 cent (groep grootste bedrijven) en 2,36 cent per kg melk (groep tussen 100 en 150 koeien).    

Conclusie

Door goede vet- en eiwitgehalten en weidetoeslag weten bedrijven tot 100 melkkoeien de hoogste melkprijs te realiseren. Ondanks hogere veekosten behaalt deze groep bedrijven ook de hoogste saldo’s opbrengsten minus toegerekende kosten per kg melk. Wederom het bewijs dat kleinere bedrijven een goed saldo kunnen behalen. Met name veroorzaakt door goed vakmanschap van de melkveehouders op deze bedrijven.

Tegelijkertijd blijven deze bedrijven tot 100 koeien achter in bruto marge en ruimte voor privé-uitgaven, aflossing en reservering. Bedrijven tot 100 koeien realiseerden over 2020 een bruto marge rond 10 cent  waar de grotere bedrijven zo’n 2 cent extra behaalden.  Oorzaak ligt met name bij relatief lagere kosten voor gebouwen, voor mechanisatie met loonwerk en lagere algemene kosten op de grotere bedrijven. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door schaalvoordelen. Op grotere bedrijven blijken ook goede technische resultaten te kunnen worden behaald, dus geen schaalnadelen. Deze factoren leveren de grotere bedrijven een voorsprong en maken het verschil. 

 

Advies

Investeren in vergroting van bedrijfsomvang is vandaag de dag een dure en soms ook ingewikkelde opgave. Hierdoor nog belangrijker, om voor uw eigen situatie na te gaan:

  1. Wilt u hier ook op de lange termijn mee doorgaan?
  2. Wat leveren de uitbreidingsinvesteringen u op aan rendement?

Flynth kan u op basis van uw wensen en verwachtingen adviseren over een mogelijke vergroting van de bedrijfsomvang.

Technische resultaten

De grootste bedrijven realiseerden met 104 geboorten per 100 melkkoeien iets meer geboortes dan het gemiddelde van 101. De jongveebezetting ligt bij de grootste bedrijven met 5,1 stuks per 10 melkkoeien een fractie hoger dan het gemiddelde van 4,8 stuks. Dit past bij het hogere vervangingspercentage op de grootste bedrijven van 24,4%.

Het percentage eerste kalfskoeien in deze groep is met 26,3% in deze groep ook het hoogst.  De gemiddelde leeftijd van de veestapel bedraagt bij de grootste bedrijven 56,9 maanden en de levensproductie ligt hier op 24.633 kg ten opzichte van een gemiddelde over alle groepen van 25.371 kg. 

De bedrijven tot 100 melkkoeien realiseerden een vervanging van 21,7% en een gemiddelde leeftijd van de veestapel van 59 maanden. Het percentage kalversterfte binnen 14 dagen ligt in alle groepen bedrijfsomvang rond de 10%. Tussen de groepen bedrijven met verschillende omvang is weinig verschil in de leeftijd bij eerste keer afkalven: deze ligt bij alle groepen rond het gemiddelde van 25,2 maanden. 

Hebt u een vraag over dit artikel?

Stel uw vraag via het onderstaande formulier en dan nemen wij contact met u op.
 

Nieuws

Geschreven door: