Hoge Raad: realiseerbaar voornemen tot herinvesteren niet vereist bij vorming HIR

 
Hoge Raad: realiseerbaar voornemen tot herinvesteren niet vereist bij vorming HIR
Gepubliceerd: 04-11-2022, laatst gewijzigd: 24-01-2024

Is het realiseerbaar voornemen tot herinvesteren vereist voor het vormen of handhaven van herinvesteringsreserve? Nee, zo besluit De Hoge Raad op 21 oktober 2022. De uitspraak biedt woningcorporaties mogelijkheden om financiële sturing te optimaliseren.  

Een woningcorporatie verkocht in 2010 en 2011 panden en vormde voor de boekwinsten een herinvesteringsreserve (HIR). Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde eerder dat de bv het bedrag niet onder kan brengen in een HIR, omdat een herinvesteringsvoornemen ontbreekt. Maar de hoge raad oordeelt anders en stelt in de uitspraak van 21 oktober (ECLI:NL:HR:2022:1507) dat een voornemen tot herinvestering realiseerbaar in het jaar van vervreemding van het bedrijfsmiddel, niet vereist is.  

Geen concreet plan nodig

De Hoge Raad merkt wel op dat een HIR niet gevormd kan worden, wanneer herinvestering naar verwachting niet binnen de daarvoor geldende termijn plaatsvindt. Verder wordt benoemd dat voor de vorming van een HIR geen concreet plan voor een vervangende investering is vereist. En ook een concreet plan voor de financiering van die investering is niet verplicht. 

Realiteitsgehalte mogelijk van belang

Om een HIR te kunnen vormen, moet een herinvestering wel realistisch zijn. Stel, het is onwaarschijnlijk dat de voorgenomen herinvestering plaatsvindt binnen de daarvoor voorziene termijn, zoals vastgelegd in artikel 3.54 Wet IB 2001. En de bewijslast ligt niet bij de verantwoorder (client), maar bij de inspecteur van de belastingdienst. Dan is er bijvoorbeeld sprake van financiële onmogelijkheid en kan geen HIR worden gevormd. 

Meer financiële sturing mogelijk

Het oordeel van de Hoge Raad kan invloed hebben op de fiscale strategie voor woningcorporaties en biedt mogelijkheden om meer financiële sturing te geven om de bouwopgave realiseren. 
Ook in relatie tot de Nationale Prestatieafspraken en het omzetten van provinciale plannen in regionale woondeals. Waarbij (tijdige) beschikbaarheid van voldoende bouwlocaties een uitdaging kan zijn. De uitspraak kan ook gevolgen hebben voor de fiscale positie in de jaarrekening, als gevolg van de waardering van belastinglatenties. 

Vragen? 

Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neem contact op ons op via het formulier.

Hebt u een vraag over dit artikel?

Stel uw vraag via het onderstaande formulier en dan nemen wij contact met u op.
 

Nieuws

Geschreven door: