Hoofdregel
Voor dga’s en andere werknemers van een B.V. die zelf of waarvan de partner een aanmerkelijk belang hebben, geldt de zogenaamde gebruikelijk loonregeling. Op grond van die regeling geldt als hoofdregel dat de B.V. in 2020 voor die personen ten minste het hoogste van de volgende bedragen als loon in aanmerking moet nemen.
- 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
- het hoogste loon van de overige werknemers van de B.V. of daarmee verbonden vennootschappen;
- € 47.000.
Wil de inspecteur uitgaan van een salaris dat hoger ligt dan de genoemde € 47.000 dan rust op hem de bewijslast. Hij zal dan aannemelijk moeten maken dat 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking of het loon van de meest verdienende werknemer van de B.V. (of daarmee verbonden vennootschappen) hoger is dan € 47.000. De inspecteur kan daarvoor wel putten uit een nagenoeg oneindige database met gegevens.
Uitzonderingen op de hoofdregel; Lager gebruikelijk loon, bewijslast bij inhoudingsplichtige
Kunt u aannemelijk maken dat 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan het hoogste van de genoemde drie bedragen? Dan mag u uitgaan van 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking met een minimum van € 47.000.
Voorbeeld
Het loon van de meestverdienende werknemer is € 60.000. Maar u maakt aannemelijk dat een andere dienstbetrekking meer vergelijkbaar is met de dienstbetrekking van de aanmerkelijkbelanghouder. Het loon van die meest vergelijkbare dienstbetrekking is € 56.000. 75% daarvan is € 42.000, dus lager dan € 47.000. U moet dan het loon van de aanmerkelijk belanghouder ten minste vaststellen op € 47.000.
Weet u aannemelijk te maken dat 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 47.000 dan wordt het gebruikelijk loon gesteld op het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.
Voorbeeld
Het loon van de meestverdienende werknemer is weer € 60.000. Maar u maakt aannemelijk dat een andere dienstbetrekking meer vergelijkbaar is met de dienstbetrekking van de aanmerkelijkbelanghouder. Het loon van die meest vergelijkbare dienstbetrekking is nu € 40.000. Dat is lager dan € 47.000. U mag dan het loon van de aanmerkelijk belanghouder vaststellen op € 40.000 (100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking).
Een lager loon kan zich bijvoorbeeld voordoen bij:
- passieve vennootschappen (belegt de vennootschap bijvoorbeeld uitsluitend in vermogen en zou het gebruikelijk loon minder bedragen dan € 5.000 dan geldt de gebruikelijkloonregeling helemaal niet);
- deeltijdfuncties;
- een arbeidsverhouding die maar een deel van het jaar heeft bestaan;
- aanhoudend verlieslatende vennootschappen.
Continuïteit van de onderneming in gevaar
De Belastingdienst wijst er in het Handboek loonheffingen op dat u het loon lager mag vaststellen dan het gebruikelijk loon als uw onderneming zoveel verlies lijdt dat de continuïteit van de onderneming in gevaar is. Het loon mag echter volgens de Belastingdienst niet lager zijn dan het wettelijk minimumloon dat past bij het aantal uren dat de aanmerkelijkbelanghouder werkt.
In de volgende situaties mag het loon volgens de Belastingdienst niet lager worden vastgesteld:
- Uw onderneming lijdt incidenteel verlies.
- Uw onderneming kan de rekeningen nog steeds betalen.
- Uw onderneming kan de rekeningen niet betalen als gevolg van een oplopende rekeningcourantschuld, uitgekeerd dividend of andere onttrekkingen.
U zult dus uiterlijk in december moeten beoordelen of u terecht het salaris heeft verlaagd en als dat niet het geval is of u een eventuele correctie in het salaris van december moet meenemen.