Box 3

Box 3

Ontwikkelingen rechtsherstel

Sinds een arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 is er veel te doen over de box 3 heffing. De zaak betrof de massaal bezwaarprocedures over 2017 en 2018. Deze heeft zelfs geleid tot een nieuw fenomeen; een massaal bezwaar-plus procedure voor degenen die niet eerder bezwaar hebben gemaakt. Wij brengen voor u de ontwikkelingen tot 29 november 2022 kort in kaart. Let op: mogelijk moet u nog vóór 31 december 2022 actie ondernemen om uw rechten zoveel mogelijk veilig te stellen. Dat kan zeker gelden voor het belastingjaar 2017.

1. Wat vooraf ging

Op  24 december 2021 heeft de Hoge Raad voor de zoveelste keer geoordeeld in een massaal bezwaar procedure over de box 3-heffing. Het betrof een procedure voor de jaren 2017 en 2018. 

De kans van slagen werd vooraf zeer klein geacht, omdat de Hoge Raad in het verleden niet of nauwelijks in het voordeel van de belastingplichtigen had geoordeeld en zeker zelf geen rechtsherstel bood en dat aan de wetgever overliet.
Het was dan ook zeer opmerkelijk dat de Hoge Raad besliste dat moest worden aangesloten bij het werkelijke rendement en niet bij het wettelijke forfaitaire rendement én nog opmerkelijker dat de Hoge Raad dat rechtsherstel nu wel zelf bood. 

2. Rechtsherstel

De Belastingdienst heeft aan degenen die tijdig bezwaar hadden gemaakt over de periode 2017 t/m 2020 rechtsherstel geboden. Dat is een relatief kleine groep. Zo blijkt uit cijfers van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst dat in 2017 maar liefst 2,9 miljoen aangiften met box 3-vermogen zijn ingediend. In 2018 waren dat er 2,6 miljoen. Er is ‘slechts’ in circa 68.000 gevallen bezwaar gemaakt tegen de aanslagen Inkomstenbelasting 2017 en in circa 50.000 tegen de aanslagen Inkomstenbelasting 2018. Voor 2019 en 2020 zullen die aantallen niet veel afwijken. Dat betekent dat er per jaar in minder dan 2,5% van de gevallen is aangesloten bij de massaal bezwaar procedures. 

Het rechtsherstel op basis van de zogenoemde “forfaitaire spaarvariant” is alleen geboden als dit gunstiger was dan de wettelijke “schijvenvariant”, waarop de aanslagen op basis van de ingediende aangiftes zijn opgelegd. U kon er dus niet slechter van worden. Maar hoe dan ook, beide varianten gaan uit van forfaits en de uitkomsten daarvan kunnen afwijken van het werkelijke rendement. Dat geldt ook voor de forfaitaire spaarvariant.

Wettelijke schijvenvariant 

In de schijvenvariant (waarop dus de opgelegde aanslagen inkomstenbelasting 2017 t/m 2020 zijn gebaseerd) wordt uitgegaan van twee categorieën, rendementsklassen genoemd. Rendementsklasse I wordt bepaald op basis van spaartegoeden, vorderingen en schulden en Rendementsklasse II bestaat uit onroerende zaken, aandelen, obligaties en overige bezittingen. Ieder jaar bepaalt het Ministerie van Financiën voor elk van die rendementsklassen een forfaitair rendement, maar vervolgens wordt afhankelijk van de omvang van het vermogen een bepaalde vermogensmix verondersteld. De Belastingdienst kijkt dus niet naar uw werkelijke vermogenssamenstelling. Voor 2017 leidt dat tot het volgende plaatje. 

Tabel Rendement

Heeft u dus alleen spaartegoeden, dan wordt er toch vanuit gegaan dat u een deel van uw geld heeft belegd. En hoe hoger uw spaartegoeden zijn, des te meer er vanuit wordt gegaan dat het vermogen bestaat uit overige bezittingen en des te hoger het forfaitair rendement is.   

Forfaitaire spaarvariant 

In de forfaitaire spaarvariant (dus de variant van het rechtsherstel dat is geboden aan de belastingplichtigen die bezwaar hebben gemaakt) wordt uitgegaan van drie categorieën; banktegoeden, overige bezittingen en schulden met elk hun eigen forfaitair rendement. Er wordt vervolgens geen vermogensmix verondersteld.

Voor de jaren 2017 t/m 2022 gelden de volgende forfaits. 

Tabel Banktegoeden

Had u bijvoorbeeld op 1 januari 2017 één miljoen spaartegoeden, dan worden die spaartegoeden onder de forfaitaire spaarvariant geacht 0,25% rendement te hebben opgeleverd, ongeacht de vraag of u nog overige bezittingen of schulden had. Voor die laatste twee categorieën gelden eigen forfaitaire rendementen. 

Grote verschil 

Het grote verschil tussen de forfaitaire spaarvariant en de schijvenvariant is dus dat bij de forfaitaire spaarvariant de belastingheffing gaat over de werkelijke verdeling van de drie vermogenscategorieën en niet meer van de fictieve vermogensmix. 
Het zijn dus vooral bezwaarmakers met spaargelden die met de forfaitaire spaarvariant voordeliger uit zijn. 

3. Mijn situatie bekijken

Na de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 heeft de Belastingdienst rechtsherstel geboden in de gevallen waarin tijdig bezwaar is gemaakt tegen de aanslagen Inkomstenbelasting 2017-2020.

Bij het bieden van dat rechtsherstel is de Belastingdienst niet uitgegaan van het werkelijke rendement, maar wederom van een forfaitair rendement op basis van de zogenoemde forfaitaire spaarvariant. Die variant is alleen toegepast als deze gunstiger is dan de wettelijke schijvenvariant, die eerder is gebruikt bij het vaststellen van de aanslagen naar aanleiding van uw ingediende aangifte. U kunt er dus niet slechter van worden. Het zijn vooral de bezwaarmakers met spaargelden, die met deze forfaitaire spaarvariant voordeliger uit zijn.

Maar hoe dan ook, beide varianten gaan uit van forfaits en de uitkomsten daarvan kunnen afwijken van het werkelijke rendement. Dat geldt ook voor de forfaitaire spaarvariant.

Heeft u alleen spaartegoeden en geen overig vermogen zoals beleggingen of onroerende zaken, dan kunt u ervan uitgaan dat het rendement op basis van de forfaitaire spaarvariant (vrijwel) overeenkomt met het werkelijke rendement.

Heeft u echter ook ander vermogen en bent u van mening of verwacht u dat uw werkelijke rendement lager is dan het rendement berekend op basis van de beide forfaitaire varianten, dan kunt u een verzoek tot ambtshalve vermindering bij de Belastingdienst indienen.

Let op!

Een verzoek om ambtshalve vermindering moet binnen vijf jaar na afloop van het betreffende jaar door de Belastingdienst zijn ontvangen. Dat betekent dus dat het verzoek voor het jaar 2017 uiterlijk op 31 december 2022 door de Belastingdienst moet zijn ontvangen.

Zorgt u ervoor dat u het verzoek aangetekend verstuurt en een kopie bewaart om te kunnen bewijzen dat u het verzoek tijdig hebt ingediend.

Het rechtsherstel is ook geboden voor al opgelegde aanslagen 2017-2020 waarvan de bezwaartermijn van zes weken nog liep op 24 december 2021. (datum van de beslissing van de Hoge Raad).

Bij het bieden van dat rechtsherstel is de Belastingdienst niet uitgegaan van het werkelijke rendement, maar wederom van een forfaitair rendement op basis van de zogenoemde forfaitaire spaarvariant. Die variant is alleen toegepast als deze gunstiger is dan de wettelijke schijvenvariant, die eerder is gebruikt bij het vaststellen van de aanslagen naar aanleiding van uw ingediende aangifte. U kunt er dus niet slechter van worden. Het zijn vooral degenen met spaargelden, die met deze forfaitaire spaarvariant voordeliger uit zijn.

Maar hoe dan ook, beide varianten gaan uit van forfaits en de uitkomsten daarvan kunnen afwijken van het werkelijke rendement. Dat geldt ook voor de forfaitaire spaarvariant. 

Heeft u alleen spaartegoeden en geen overig vermogen zoals beleggingen of onroerende zaken, dan kunt u ervan uitgaan dat het rendement op basis van de forfaitaire spaarvariant (vrijwel) overeenkomt met het werkelijke rendement.

Heeft u echter ook ander vermogen en bent u van mening of verwacht u dat uw werkelijke rendement lager is dan het rendement berekend op basis van de beide forfaitaire varianten, dan kunt u een verzoek tot ambtshalve vermindering bij de Belastingdienst indienen.

Dus ook in deze gevallen kan het zinvol zijn om in ieder geval nog voor het jaar 2017 tijdig een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen en ervoor te zorgen dat dat verzoek uiterlijk op 31 december 2022 door de Belastingdienst is ontvangen.

Zorgt u er ook in dit geval voor dat u het verzoek aangetekend verstuurt en een kopie bewaart om te kunnen bewijzen dat u het verzoek tijdig hebt ingediend.

Heeft u geen bezwaar gemaakt en loopt u daarmee dus niet mee met de massaal bezwaar procedure, dan heeft u vooralsnog geen recht op rechtsherstel. Inmiddels heeft de Staatssecretaris op 4 november 2022 laten weten dat er een zogenoemde massaal bezwaar-plus procedure komt, die is gericht op de vraag of niet-bezwaarmakers ook toegang moeten krijgen tot rechtsherstel voor box 3. Daarna ontstond er nog commotie of dit zou gelden voor alle niet-bezwaarmakers. Inmiddels is dit op 25 november 2022 bevestigd. Alle belastingplichtigen sluiten automatisch aan bij de massaal bezwaar-plus procedure. U hoeft dus niet zelfstandig een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen.

Ook als u denkt dat uw werkelijk rendement lager is dan het rendement op basis van de beide forfaitaire varianten, kunt u eerst de uitkomst van de massaal bezwaar-plus procedure afwachten.
Beslist de rechter in de massaal bezwaar-plus procedure dat toch rechtsherstel moet worden geboden aan de niet-bezwaarmakers, dan kunt u alsnog zelfstandig een verzoek om ambtshalve vermindering indienen op basis van het werkelijke rendement. De Staatssecretaris heeft op 25 november 2022 aan de Eerste Kamer toegezegd dat als “de inspecteur (gedeeltelijk) in het ongelijk gesteld wordt aan alle niet-bezwaarmakers een vergelijkbare termijn zal worden geboden als de bezwaarmakers gehad hebben om een verzoek tot ambtshalve vermindering te doen, waarin zij kunnen opkomen tegen het geboden rechtsherstel.” Dus ook voor aanslagen over het jaar 2017 krijgt u dan alsnog de mogelijkheid om een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen en zo op te komen tegen het geboden rechtsherstel, ook al is de daarvoor geldende vijfjaarstermijn dan verstreken.

Rechtsherstel is/wordt al automatisch aan elke belastingbetaler in box 3 geboden bij het opleggen van de aanslag in de situaties waarin de aanslag pas is/wordt opgelegd na 30 juni 2022. 

Bij het bieden van dat rechtsherstel is de Belastingdienst niet uitgegaan van het werkelijke rendement, maar wederom van een forfaitair rendement op basis van de zogenoemde forfaitaire spaarvariant. Die variant is alleen toegepast als deze gunstiger is dan de wettelijke schijvenvariant, die eerder is gebruikt bij het vaststellen van de aanslagen naar aanleiding van uw ingediende aangifte. U kunt er dus niet slechter van worden. Het zijn vooral degenen met spaargelden, die met deze forfaitaire spaarvariant voordeliger uit zijn.

Maar hoe dan ook, beide varianten gaan uit van forfaits en de uitkomsten daarvan kunnen afwijken van het werkelijke rendement. Dat geldt ook voor de forfaitaire spaarvariant. 

Heeft u alleen spaartegoeden en geen overig vermogen zoals beleggingen of onroerende zaken, dan kunt u ervan uitgaan dat het rendement op basis van de forfaitaire spaarvariant (vrijwel) overeenkomt met het werkelijke rendement.

Heeft u echter ook ander vermogen en bent u van mening of verwacht u dat uw werkelijke rendement lager is dan het rendement berekend op basis van de beide forfaitaire varianten, dan kunt u bezwaar maken tegen de aanslag en wel tot zes weken na de dagtekening van deze aanslag.

Is de bezwaartermijn al verstreken en wilt u toch ageren tegen de aanslag, dan kunt u nog een verzoek tot ambtshalve vermindering indienen, maar ook hier geldt dat het verzoek voor het jaar 2017 uiterlijk op 31 december 2022 door de Belastingdienst moet zijn ontvangen.

En ook in dit geval adviseren wij om het bezwaarschrift of het verzoek aangetekend te versturen en een kopie daarvan te bewaren zodat u kunt bewijzen dat u het verzoek tijdig hebt ingediend.

Het rechtsherstel wordt ook geboden voor aanslagen Inkomstenbelasting 2021 en 2022.

Ook in dit geval gaat de Belastingdienst niet uit van het werkelijke rendement, maar wederom van een forfaitair rendement op basis van de zogenoemde forfaitaire spaarvariant. Die variant wordt alleen toegepast als deze gunstiger is dan de wettelijke schijvenvariant. U kunt er dus niet slechter van worden. Het zijn vooral degenen met spaargelden, die met deze forfaitaire spaarvariant voordeliger uit zijn.

Maar hoe dan ook, beide varianten gaan uit van forfaits en de uitkomsten daarvan kunnen afwijken van het werkelijke rendement. Dat geldt ook voor de forfaitaire spaarvariant. 

Heeft u alleen spaartegoeden en geen overig vermogen zoals beleggingen of onroerende zaken, dan kunt u ervan uitgaan dat het rendement op basis van de forfaitaire spaarvariant (vrijwel) overeenkomt met het werkelijke rendement.

Heeft u echter ook ander vermogen en bent u van mening of verwacht u dat uw werkelijke rendement lager is dan het rendement berekend op basis van de beide forfaitaire varianten, dan kunt u bezwaar maken tegen de aanslag en wel tot zes weken na de dagtekening van deze aanslag.

Het tijdig indienen van een bezwaarschrift biedt u de meeste rechten. Is de bezwaartermijn echter verstreken en wilt u toch ageren tegen de aanslag, dan kunt u nog een verzoek tot ambtshalve vermindering indienen. Ook hiervoor geldt de hiervoor al genoemde termijn van vijf jaar na afloop van het belastingjaar. Dat zou betekenen dat u voor het jaar 2021 de tijd hebt tot en met 31 december 2026.

Zorgt u ervoor dat u het bezwaarschrift of het verzoek aangetekend verstuurt en een kopie bewaart om te kunnen bewijzen dat u het verzoek tijdig hebt ingediend.

Het kabinet wil vanaf 2026 een box 3-heffing invoeren op basis van het werkelijke rendement. Daarvoor moeten nog wel wat hobbels worden genomen, Daarom is er voor de jaren vanaf 2023 een overbruggingswet voorgesteld die uitgaat van de forfaitaire spaarvariant. 

De informatie op onze website is gebaseerd op de laatste inzichten en uitspraken.
Hieraan kunnen geen rechten ontleend worden.

4. Tot slot

Wilt u een bezwaarschrift of verzoek tot ambtshalve vermindering indienen? Dan kan uw adviseur u daarbij vanzelfsprekend helpen. Houdt u er wel rekening mee dat daaraan en aan de eventuele vervolgprocedure kosten zijn verbonden en de uitkomst ongewis is. U moet het werkelijke rendement in kaart brengen en de kans van slagen van een in te dienen bezwaarschrift of verzoek tot ambtshalve vermindering is niet op voorhand in te schatten. De Belastingdienst gaat er immers vanuit dat de forfaitaire spaarvariant voldoende recht doet aan de beslissing van de Hoge Raad én er bestaat nog discussie over de definitie van ‘werkelijk rendement’.

Door het indienen van een zogenoemd pro formabezwaar of verzoek kunt u uw rechten voorlopig veiligstellen en de kosten voorlopig drukken. U hoeft dan nog niet direct een cijfermatige onderbouwing te geven. Maar ook in dat geval moet u er wel rekening mee houden dat u op enig moment een nadere motivering, lees berekening van het werkelijke rendement, moet aanleveren.

De informatie op onze website is gebaseerd op de inzichten en uitspraken per 25 november jl. (memorie van antwoord op het wetsvoorstel Wet rechtsherstel box 3). 

Hieraan kunnen geen rechten ontleend worden.